Lied 19: Werk Zelf wat U gebiedt

Tekst: Franciscus Ridderus
Melodie en zetting: Martien van der Zwan

1. Wij dwalen all' als domme schapen
in zielsgevaar, o Heer'!
Wij liggen all' gerust te slapen;
geen kennis van Uw leer.
Is in ons doen 't licht der nature;
ja, onze wil ligt dood;
en dit zal eeuwiglijk zo duren;
of help ons uit de nood.

2. Gij hebt Uw stemme laten horen
aan 't Isrelitisch volk;
de heidenen door U verkoren
zendt Gij nu menig tolk;
die 't Woord niet heeft, die blijft verduisterd;
wij zien nu 't heilzaam Licht;
die 't Woord niet heeft, die blijft gekluisterd
aan 't nare helsgezicht.

3. Maar 't Woord alleen kan ons niet baten
tot 't heilzame geloof;
de zonden kunnen wij niet laten;
de ziel is horend doof;
tenzij dat Uwes Geestes stemme
dringt in ons harte door;
en dat Uw kracht de lusten temme
en geeft een horend oor.

4. Heer', roep zo sterk dat wij U horen;
werk Zelf wat U gebiedt
of anders is al 't werk verloren;
onz' krachten zijn gans niet.
Geef ons geloof, geef ons bekering
en werk dan voort en voort;
dan zal zo menig schone lering
niet ijdel zijn gehoord.


Terug naar het liederenoverzicht