Lied 40: Liefde- en vreugdetranen

Tekst: Pieter Boddaert
Melodie en zetting: Dick Sanderman

1. 't Is juist niet t' allertijd
van droefheid dat men schreit:
't oog traant weleens van vreugd
en liefd' als m' ingeleid
in 't heugelijk geheim
der eeuw'ge liefde Gods,
zijn staat onwankelbaar
gevest ziet op een rots.

2. Als zij, wier liefde toch
geen ander voorwerp kiest
dan Jezus, zich in 't schoon,
dat z' in Hem vindt, verliest,
Hem afmaalt, en deez' spreuk
hecht aan Zijn beeltenis:
't is gans begeerlijk al
wat aan mijn Liefste is!

3. De wereld mag zich ook
beroemen op haar vreugd.
Die vijandin van God,
van Jezus en van deugd,
mag zich vermaken in
een zinneloos gelach;
zij heeft in 't lachen smart,
haar vreugd eindt in geklag.

4. Ja, droefheidstranen zijn
't godvruchtig hart zelfs zoet
en vreugdebronnen
als 't de Vader valt te voet,
en om verzoening op
het bloed van Jezus pleit,
en gunst vindt in het oog
der hoogste Majesteit.


Terug naar het liederenoverzicht