Lied 90: De tollenaar in de tempel

Tekst: Dirck Pietersz. Pers
Melodie en zetting: Gerard de Wit

1. Maar de tollenaar verslagen,
durfde 't oog niet opwaarts slaan,
maar van verre, door veel klagen,
sloeg zijn borst in 't hart belaân.
Sprak: 'O Heere, treed toch niet
met Uw zondaar in 't gerichte.
Ach, mijn rouw en boet' aanziet.
Ik schaam mij voor Uw gezichte.'

2. Deze, zeg ik, is rechtvaardig
weder naar zijn huis gekeerd.
d' Eigenliefde is niet waardig
dat ze wordt van God geëerd.
Wie zijn eigen deugden roemt,
wordt door God terneer gesmeten:
d' eigenliefde wordt verdoemd
en in d' afgrond neergereten.

3. Wie zich klein houdt voor elks ogen,
innig vreest en dient zijn God,
zal Hij namaals weer verhogen,
schoon zij zijn der wijzen spot.
Want Gods liefde zich verneêrt;
eigenliefd' wil zich verheffen.
Dus, o zondaars, u bekeert,
want de val zal d' hoogmoed treffen.


Terug naar het liederenoverzicht